Wijd wapperende rokken
Ballonnen in de lucht
Een merel zingt een wijsje
Een opa slaakt een zucht
Een kind speelt met een blikje
Een hond draait driest zijn drol
Een dame trapt er middenin
en roept: ‘De maat is vol.’
Drie mannen op een bankje
Een fles ertussenin
Ze lachen en ze lallen
Het vocht druipt langs hun kin
De bloemenvrouw schikt rozen
De bakker kneedt het deeg
Een poesje rolt zich spinnend op
in de Trompettersteeg
Een dame schikt haar bandjes
en ziet achter haar raam
hoe vele mannen lonken
Ze kent ze niet bij naam
Vanuit de Westertoren
klinkt luid het carillon
Er danst een frêle dame
in roze nachtjapon
En ergens in een hoekje
jankt een accordeon
de mensenmassa vliedt voorbij
op weg naar het station.