De warmte is ver te zoeken rond de maagdelijke haard
onbereikbaar dicht op de koffietafel, die bezadigd
in het midden van de goeikamer staat.
Zonde, zo’n dag met invalshik, zoals je schrikt wanneer
je dacht dat er niemand keek. Als oma de krant hoort
ritselen, worden we koeltjes weggepreekt,
de een nog onschuldiger dan de ander. Maria straalt
glansrijk teleurgesteld op ons neer. Geen speeltuin.
Wat gebeurt er dan wel?
vragen we aan elkaar in de auto. In ieder geval niets
dat met plezier te maken heeft, geloven we.
Magie is persoonlijk, zegt mijn nicht
die ik nooit meer spreek. Vergeef ons onze schulden
zoals ook wij vergeven aan de goeikope airco van
het leven, de bijrijder kan de temperatuur instellen
en de flow en toch voelt het nooit helemaal goed.
Ranja stroomt over de bank. Ik vloek vroeger
naar het vrome vriendinnetje dan ik voorheen
gehoord had. De bel, een pakketje als pretje
verkleed. Precies wat de kamer nodig heeft,
een glimmende Japanse gelukskat.
En dat op zondag.