de ochtend ligt in lange
slierten over mijn platte land
druppels dauw vinden voeten
gestoken in sandalen
die zomer vasthouden
tegen slechter weer in
aards groen piept slechts moeizaam
door het neergezakte hemelse grauw
mijn hart reikt naar
de vertrekkende ganzen
kom weder, kom weder
kondigen luidruchtig de herfst aan
in de stilte van de nevel
in de bescherming van niet zien
verlang ik naar ruimte in vroeger
troosteloos lijkt de morgen
maar hoe schoon is de verstilling
even geen tijd
geen grootse zaken die aandacht vragen
ik laat me benevelen
en sta stil
en
verlang
helemaal
niets