U bent hier

Aan de oever van de Styx

De oever van de Styx is van de padden
Het is een kil thuis, waar elke plant verdord is
Waar je verstijft van de kou als rigor mortis
Waar snijdende grassen en krassende struiken
je wachten. Waar tijd

stopt. Geen dagen en nachten
Gevangen in eeuwige schemer
vliegt een vleermuis. Het is een kil thuis,
dat van de gladde gruwels van Grimm,
dat van de padden

Bij elke naderende mensenschim
komt Charon aangeroeid,
gewaarschuwd door de roepen van de padden
Voor ieder muntstuk dat hij meeneemt,
als betaling voor de tocht,
laat hij er één voor de troepen van de padden

De padden van de Styx geven niks
om de praktijken aan de overkant
Ze zijn hier sinds het Paleoceen
en de nieuwkomer toont respect

Correct, de munten zijn aandoenlijk
De padden aanvaarden ze goedmoedig
van de schim die door de werelddeur gaat
zoals vertederde ouders een matige kleurplaat

Sommige schimmen aarzelen
voor ze de oversteek wagen
Sommigen hebben nog vragen
en dit is hun laatste kans ze te stellen:
de dood zwijgt
padden vertellen

Ze raken op deze kille plek in gesprek
een uur, soms dagenlang,
bang voor het vagevuur
—Charon druipt af—
en achteraf
zijn de schimmen
zeker

Ook zij
kwam langs de padden
Hij die een zij, die altijd een zij
die dat mij nooit zei
Zij kwam, lang doordacht,
naar de schemering voor de laatste nacht

Hebben schimmen de vorm
van vóór of na? Haar handen
zijn het mooist gebleven. Van de
lange haren nog wat lokken

Zou zij de padden passeren?
Ze wilde alles leren
Maar of een keus die al gemaakt is, de juiste…
Het druiste tegen elk instinct in
Ze weegt haar vraag
tegen haar houvast,
haar vertrouwen in haar besluit

Loopt door
naar Charon, die haar meeneemt het leven uit

© Fleur Liedmeier, 2024