nu jij aan mij
verhalen zeggen wil
woorden horen laat
wederwoord verwacht
is mijn lichaam
weer de kelderkast
waar ik mijzelf
verbergen kan
in de lichtstreep
tussen deur en dorpel
de wereld opgesloten zie
de pantoffelbruine ruiten
aan mijn vaders voeten
het zachte sloffenblauw
rondom twee smalle enkels
mijn zus die mama speelt
het gladde geel van
het plavuizenvlak
weerspiegelt wit
het raamwerk van de trap
binnen heerst het stille
ik dat wachten moet
tot het donker
het donker te dichtbij
de deur die opengaat
mijn moeders het
ik schrik me dood
mij opnieuw tot woorden
en tot leven wekt