De liefde is te groot voor alcoholvrije druiven zonder pit en
gemalen-varkensubstituut. Zou ik haar graag zeggen.
Nu nog een vervanging voor mij. Het Hugo-zuur legt de
tandhalzen bloot zoals haar bleke rug en morgen vroeg op.
Hier wordt niet reclamevrij gepoetst maar de dop eindigt
meestal naast de tube. Heb ik ook wat te doen.
Ik neurie The windmills, blijkbaar op repeat en zij bedekt
haar oren tegen de woekerende echo's in haar geest.
De radio is haar oorwurm naar waanzin en elke zucht te luid.
Ze drijft op micro-neuronenbommen en kussens tegen elke zin.
Hadden we maar olifanten moeten redden in Thailand
en verlichting bij Ikea moeten zoeken. Of iets met kinderen.
Haar yogabeer is slimmer dan gemiddeld, zegt hij, en schuld is
als zwarte piet in Afrika. Ook heeft ie een strak kontje.
Schijnt. Twintig jaar geleden zij ook. Maar ze haat rondjes en
toch gaan we zo getekend. Als een manke, dubbele passer.
Met snijpunten waar het schuurt. Zij in spagaat en ik op spitzen
in volgpas. Om haar te vangen als ze breekt.
Maar soms vangt de zon haar meisjesogen en gaat ze stampen
in plassen en kinderappels stelen bij de Appie.
En mag ik mee. Dan wil ze plots The Cure horen en had ik
mijn pick-up en brommer nog maar. En we daar konden blijven.
Maar ze vindt ons te klein en de liefde te groot. Voor mij.
Uitdagend slikt ze een handvol slaap en doet hard het licht uit.