In de ogen van het kind van mijn kind
vind ik het blauw van mijn vader
naast zijn verbazing als hij naar mij keek,
zijn kind, zijn enige kind.
In de hand van het kind van mijn kind
vind ik het stil gebaar van mijn moeder
naast haar verbazing als zij mijn haar streek
haar kind, haar enige kind.
In de ogen van het kind van mijn kind
vind ik de verbazing als hij naar mij kijkt
zijn oma, zijn oude oma
die er was voor hem als kind.
In de hand van het kind van mijn kind
voel ik in verbazing hoe hij mijn haar strijkt
zijn oma, zijn oude oma
Ik ben nu voor hem het kind.