U bent hier

Op de waterspiegel

Toen in de zomer was het, het leven even stil
Wij liepen niet, wij draalden
Een zwijgen als een echo die zichzelf vermaken moet.

Ingevolge onze dromen, waar mensen maar fantomen zijn
Bezonken wanen van Füssli, een huid als blanke modder. Daarom slechts
Vingers verstrengeld in schrijlings onbepaald gelid
Een dronken fuut dook de maan in

Ik riep in wanhoop
Erbarm u farao!
Sela

Niemand snapte het.

De wolken als scharlaken zeilen
Schelven boven Schelfzee
Scharlaken schelven noodden ons
De rode zon riep: sela

Je weet niets dus je kent geen angst
Voelt niets dus je haat niet
Mijn vlees is meel en melk ze kneed ze
Vervloeit in handen
water

Niets weten of voelen
Haar lach op je lippen
Twee bloedloze handen
Je vervloeit met die handen
bent de klap van die handen

Je galmt door het water
Het leven zwijgt stil

© Nemo, 2017