U bent hier

Onweer

Het stormt schelle gedachten.
Door mijn dicht bezaaide hoofd.

Het sneeuwt scherven van geluk.
In het diepste van mijn tere ziel.

Het regent zoute tranen.
Op een donzen bed van ellende.

Het waait lichte flarden. En spijkerharde naalden.
Rondom mijn afgepeigerde lijf.

Het hagelt doornenstruiken. En splinters van verdriet.
Op mijn ruwe, verweerde huid.

Het ijzelt herinneringen aan vroeger leed.
En kwellingen die nog komen gaan.

Het vriest tot in mijn vezels.
Van diepgewortelde pijn en stille ergernis.

Het onweert tot in mijn stamkern.
Waar kruin en wortels elkaars spiegel zijn.

Het raast angst, zweet en tranen.
Aan alle kanten en vanuit alle hoeken.

Het bliksemt de dag en nacht doormidden.
En de hemel en de aarde aan elkaar.

Het rommelt via mijn lendenen.
Tot in de poriën van mijn aardse bestaan.

Het verstompt al het aardse leven.
Met ongekende, onomkeerbare kracht.

© R.B. Adriaensen, 2021