Ik zie een jongen, koopt bloemen.
Je kan het ruiken. Dat hij niet weet hoe dat moet
met zijn vriendinnetje op zondagochtend.
In een keurig gestreken hemd.
Hij glimlacht geschrokken naar de dame die zegt 'Dat is dan 23,95 alstublieft.'
Ik zie een kind, knikkers in zijn zak, heel veel.
En de zoom scheurt. Je kan het zien
aan het kabaal in zijn ogen. Mama,
boos wellicht maar..
Hij een kind, en lacht om kleuren, oorverdovend, niet gelogen.
Ik zit naast een man, op een brug.
Niemand wil hem zien en als, dan stiekem.
En hij ziet alles, luid en duidelijk.
Er is een Indiaan onder zijn huid gekropen.
Ik zie men met een grote boog
en hij met zijn nauwkeurig oog. Hij zegt 'Hallo!'
en 'Goede dag samen!' Een man gooit munten
in zijn leeg papieren koffiekop. Hij bulderlacht
en likt zijn vingers erbij af.
En ik kijk.
Ik kijk, ik kijk, ik kijk en ik voel wat een fijn schrijver al eens zei,
iets met een toverbal en een tranendal, al hoewel,
dan nu eens niet het een of ander, maar tegelijkertijd.
En dat iedereen mag weten dat ik een vrolijk huiler blijf.