U bent hier

Niemand hoeft echt nog veel verder

Gestutte slingers stuwen voorhoofden
in ochtenden onder parelende okselhanden.
Wielen draaien glimmend staal, trap want
ze blaast kolkend in richtingen gesloten.

Zij
wind tot
de poort
ons verorbert.

Bladzijdes blokken getijdes
grote mensen blaten — ze willen ons
op blz. vijfenzestig regels drie +
vier- en vijftig. Wijzer.

Bedingend beurtelings vragen rechts en
ook links — waar zijn we gebleven. Dat
is een slaapkamervraag tot de wekker
voordraagt. Ik weet het alweer — hier.

Afkoelend lauw in pauzes kauwend
op stoepranden. Zie de gaatjes
ontstaan in mijn hersenkwabben
terwijl de trommel kruimels loost.

Klingelend staal schuift me terug in
lades. Eenmaal los zal helemaal
anders zijn. Morgen dan beloofd.
Niemand hoeft echt nog veel verder.

Het dreigt in te storten tot
het echt valt — binnen één
weekje — drukt op alle
resetknoppen

in een vorm
van salaris.

© Gaël van Heijst, 2020