U bent hier

Vertrek uit eigen huis

Voortschrijdend door de gangen. Van mijn eigen huis.
Een glimp opvangend. In de spiegel van m’n evenbeeld.

Even beeld ik mij in. Hoe het hier voorheen als gezin samen was.
Maar ik voel me in dit beeld en in dit huis al lang niet meer thuis.

Ik ben een ongewenste gast geworden op mijn eigen terrein.
Niet langer is het een plek om in te landen of te onthaasten.

Ik trek een muur op. Zodat het mij niet langer nog kan raken.
Maar de muren komen op me af. In dit ooit zo warme domein.

Straks ben ik weg. En doet mijn plaatsvervanger een intrede in dit huis.
Ik vertrek langzaam uit mijn hart, uit mijn hoofd en uit mijn eigen thuis.

De gang maak ik volledig voor hem vrij.
Leeg en gezuiverd van rancune, zodat ik hem niet vergruis.

Hij krijgt van mij de vrije gang: carte blanche en alle toegang.
Ondertussen bewandel ik mijn eigen gang en baan ik me een weg door de ruis.

En kom ik struinend aan bij het einde van de gang naar mijn eigen ondergang.
De voordeur is verjaard en versleten. En dient voor mij alleen nog als uitgang.

Niet langer is het de toegang tot de plek die mij warm welkom heette.
Ik wou dat ik de deur kon openen om mezelf opnieuw welkom te heten.

© R.B. Adriaensen, 2021