U bent hier

Spijt

Toen ’t einde toch nog onverwacht aan hem verscheen
En hij terugkeek naar de jaren die vervlogen
Verspild, verdaan en onder angst en plicht gebogen
Zijn leven dan geweest waren, kromp hij ineen

Hij jammerde en smeet zijn schatten stuk en huilde
Scheurde zijn ziel los en bood hem de duivel aan,
Smeekte nog een kans voor gewild maar niet gedaan
En dat hij graag zijn goede naam voor zondaar ruilde

Koorstdromend was hij jong en sterk, hij sprong en rende
Hij viel, stond op een zeepkist voor publiek en sprak
Hij lachte, vocht en bleef volharden tot het brak
En trok een meisje naar zich toe dat hij niet kende

Hij vrat en dronk en maakte negen kinderen
Totdat de priester hem uit zoete dromen wekte
En hem met heilig water en met olie dekte
Opdat zijn hemelgang niets meer zou hinderen

De oude greep hem vast en graaide in zijn goed
En gaf hem alle punten die hij toch vergaarde
Doordat hij zich genot ontzei en zich bewaarde
En spaarde voor een later dat nog komen moet.

Maar komen deed het niet.

Zijn adem komt al trager en hij ziet ze gaan
Zijn niet geleefde levens leggen zich al neder
Zijn niet geliefde liefdes keren nooit meer weder
Al wat nog komen zou wordt nu nooit meer gedaan

© Gaby, 2018