Haar passen trekken een pad
een spoor in het strand waar nog
houvast ligt dat voet over voet verloren
raakt zich onder het zand graaft wegspoelt
in het water dat welt aan de enkels
het blaast naar de benen tilt haar
rok van de heupen als wenkt ze
de golven om koelte te brengen
naar haar hemd dat niet nat
wil worden het laaft zich
aan de bries in haar lichaam
nodigt naar het schuim
masseert de branding en
streelt het tij dat nog weifelt:
met een beweging van haar
voet zet zij de zee stil, rimpelloos
staat hij naar haar nog jonge lijf
zij is gereed voor de reis
het dompelt haar onder tot
ze een is met de zee, het drijft
haar tot dichter bij de verre kust
sluit het hoofd en telt
de slagen tot het weerzien