Terwijl we moe als uitgevallen kleren
ons laveren op het witte vlak
met bleke zeilen trekken aan de uren
en slierten benen lenen aan elkaar
varen we handen over een zelfde deinen
luisteren we hoe stil achter de gordijnen
een dichtgetrokken horizon
de dag laat glijden over de rand.
Hoe hoofden zich verankeren
zwaarder dan de stenen
die je zuchtend gooit in de gladde nacht
waarna de kringen vallen in ons denken
bezwerend zinken tot de bodem
fluisteren - morgen weer een dag -