Haaks staat
tantes werkje op dit alles
zij zet de naald in het embleem, haalt om
en trekt haar kaken strak
oom zit bij het raam en kijkt er niet uit
er waait een wind van luchtverkeer
hier in het huis keert slechts de pollepel
de tijding staat in het portiek met lamme werktuigloze armen
stuit zoekend naar begrip op soda in het rek, wit porselein
met rood en wit is afgerasterd waar
klinkers zijn gelicht
beklonken
de bodem is gelegd in vloeibaar grijs
in het glas drijven de grondschuivers, drijven de kranen, stuurloos op het oppervlak
oom kijkt ernaar - neemt nog een slok
kelen worden vergeefs geraspt
want wat komen gaat weet wat komen gaat
dit huis
trots alles trots
een vracht laadt
het hor ruist
pantoffels onaangetrokken op het tapijt
het schuurt
alles schort