Ze dronk wijn als water, ze droomde
dat ze van kristal was,
brak als de merel de nacht brak.
Wat ze at ontsnapte haar.
Daar in de verte brandt een signaalvuur .
Ze las dan wat de ochtend haar voorschreef.
Om in de sneeuw te sporen is geduld nodig
en ademnood, verse ademnood.
Een ruisarme middag. Alles verandert
als ze er niet is. Regen dooit.
Alsof een stemloze dag zich van haar losmaakt
zoals zij al bij het begin ophoudt.