ik trek haar mouwen aan
mijn taille dik als hommel
het lijf valt in ruches
haar schoen past niet
om mijn klompen van horrelvoet
haar handen maken de mijne wit
haar manen zijn leeuwerood
ik draag as in het haar
verf droesem om de lippen
er is niemand die op mij wacht
niemand om voor te bidden
alleen een aanmeerplaats voor het hart
laat je droomballonnen maar opstijgen
zegt hij die aan de grond genageld
die zijn afkomst niet vergeten kan
naald en draad verpoppen mij
er stromen kinderen uit mijn buik
aan iedere vinger een hartenwens
geluk neemt dezelfde maat als tristesse
wat fijn, ratelt de speldenmond
dat je zus binnenkort trouwen gaat