Weet je nog van toen ik klein was, dan kwam je bij mij op de thee
Ik vertelde van mijn poppen en jij leefde heel erg mee
Je dronk mijn mandarijnprak met je pink die in de lucht stak
Je zei hoe lekker dat het smaakte, of je nog eens komen zou
De verhalen die je voorlas, hoe je het woord ‘wonderlijk’ dan uitsprak
Dat warrelt hier nog altijd in mijn hoofd
Want dan kwam jij de dag daarop weer net zoals je had beloofd
En ook later als ik van school kwam leefde jij weer met mij mee
Van geheimen en vriendinnen en mijn bril in de wc
Ik zie je daar nog zitten in je bruine anorak
Ik was ridder en ook jonkvrouw op het garagedak
En de Ierlandavonturen, dat de avond lang mocht duren
Je speelde Debussy en ook Chopin
Oh hoe had ik kunnen weten dat je er niet altijd zou zijn
Zomaar dood gaan in de lente, uit mijn leven weggegrist
Zomaar dood gaan zonder dat jij het zelf zelfs maar wist
Ik zie je daar nog liggen in je gele bloemenvest
Je bent alleen aan het slapen want dat hadden we getest
Maar ik kan je niet bereiken, waarom word je toch niet warm?
Doet het pijn en wat gebeurt daar in je hoofd?
Je zou toch weer gaan fietsen want dat had je toch beloofd
Ik wou zó graag dat je hier was en wist wat mij zoal bezielt
Dat je mijn vrienden leerde kennen en dat papa van je hield
Maar je bent voor altijd weg, zo dood en koud daar in je graf
Ik zal je nooit meer horen lachen, zien genieten van een boek
Nooit meer kersenpitten spugen of ‘pieuw pieuw’ naar boven roepen
Nooit meer Ella Bella Boem
Zomaar doodgaan in de lente, dat kun je toch niet doen