in moorslede staat een huis
dat nooit maar wacht
waar je knieën in sneeuw
je onderrug bloot, mijn fiets
op de grond en handen rood
de vensters wijd open
de lucht stapt opzij
je mond gesloten, je broekje
van mij, op de grond waar
we rookten, je vingers in sneeuw
het bos naast het huis verbergt
je schreeuw, in jouw mond
heb ik gezegd, had ik het
teruggelegd, waar jij en ik