Ik begraaf mijn knieën in de schouders
van een zwaluw, vraag hem zijn geheimen:
de namen van de bergen,
hoe ik weer traag wandel,
hoe ik adem in een storm
Hij gebaart te zwijgen, wijst
Ergens, een vader:
‘genoeg!’, kind, zachtleers:
‘genoeg. Ik ben genoeg’