U bent hier

Waterpas

In zijn flatje, zes hoog,
op het keukentrapje,
schroeft hij het railtje
voor de gordijntjes
van moeder gekregen,
net gewassen en kastdroog,
fijntjes boven het bovenlichtje.
Hij meet nog na,
hangt het railtje nu symmetrisch
en mama's vitrage
straks echt recht?

Dan, door datzelfde bovenlichtje,
de schroevendraaier nog in de hand,
ziet hij haar,
beneden aan de overkant.
Zij bukt zich,
een wit gezichtje,
onder de spoorboom door.
Zij gaat liggen op het spoor.

Hij ziet het.
Hij snapt het.
Hij dendert twaalf trappen naar beneden
en sprint naar de hoofdingang.
Hij trekt de zware voordeur open,
hij is bang
te laat te zijn
de weg is lang
maar hij heeft kracht,
de laatste stappen
bijna volbracht.

Op de treinrails
ligt haar hoofd
de trein komt razend dichterbij.
Hij hoort het gillen
van de remmen
de trein buldert hem voorbij,
haar lichaam in duizend rode stukjes,
niets is over van wat het was,
en in onmacht
brult hij haar na:
"Juffrouw, u lag niet waterpas..."

© Nelleke , 2022