U bent hier

Leegte

Als afgestoten dode huid
lig ik achtergebleven
op de grond

Terwijl hij doorkronkelt
in de donkere krochten
van mijn hoofd

Zijn giftige tanden
in het weke zachtgrijze vlees
in mijn hersenpan

Vanavond kook ik voor hem een maal
van warme lentebriesjes,
bruisende stemmen

en de geur van gras
Schoon slurpt hij op,
alles wat was.

© I.E. Knuvers, 2020