een hoedenheer van weleer
ziet geen kwaad in een wandeling
dwalend tussen bomen
geeft hij zijn ogen de kost
links en rechts
verloren blingbling,
verzameld door de kauw en de kraai
weg van het stedelijk lawaai
in de velden en in het bos
voelt de man zijn hart
rusteloos, radeloos, roekeloos
daar ligt een dame
de rokken hoog
de kaarten zijn geschud…