ze is blij verdrietig
zegt ze
terwijl ze zijn jas ophangt
aan de kapstok in de gang
het is wat frisjes
zei hij
maar toen ze naar de gang liep
lag zijn jas op de grond
alles of niets
mompelde hij
wanneer was ik niet meer alles
vroeg ze zich af
haar ogen staan diep in hun kassen
bijna achterin haar hoofd
ze had hem niet tegen kunnen houden
weet ze
hij haatte het, die verwardheid
hij wilde blijven maar ook weg
weg van alles of niets