Twee kinderogen kijken naar een vrouw
Ze glimlacht naar ze, ’t kind lacht snel terug
en kijkt dan naar de mantel op haar rug
Naar ’t rood, het goud en ook het vleugje blauw
De mantel dragen was wat hij graag wou
De vrouw viel om, er klonk een luid gekuch
Hij pakte snel de mantel van haar rug
Hij wist niet dat de dag al komen zou
Hij voelde plots hoe zwaar de mantel was
en hij was voor zijn leeftijd zelfs nog klein
De stof hing voor de letters als hij las
Hij groeide snel en dat was zeker fijn
Al snel was het niet zwaarder dan een jas
Hij merkte voor zijn leeftijd groot te zijn