U bent hier

Licht

Zodra de Nacht valt, vult Onheil haar stille ogen…
De donkere flitsen brengen in haar zicht
De etterende wonden van Onvermogen,
Die huilen om de afwezigheid van het Licht.

Toch streelt het Morgenlicht na oneindig verlangen haar rosse wangen...
En de Ochtenddauw die langzaam langs het raamkozijn glijdt,
Vormt zoete druppels op het gezicht en de zangen
Van de vogels vullen de doorgaande tijd.

Maar helaas… zoals de witte wazen over het blauw varen,
En anderen hun plek innemen in het hemelhoge,
Maakt de Dag wederom plaats voor het zware
Vaal dat de wateren van liefde doet drogen.

© Maria Callemein , 2021