daar waar geelroze slopen loom dobberen
de horizon of klinkt einder mooier het zilte water aanstuurt
waar golven basaltblokken gretig tongen wring
ik mij in duizend bochten om
het patroon trouw te blijven scharend
over de gepokte daken
deze ochtend mijn zusters nog gehaat slaan scherpe
schoppen geel blauwe enkels sirenen klinken uit rauwe kelen
krijsend hijsen wij emmers zout water
hand in hand met de zon verschoten plastic ballerina's molenwieken
wij rond sluipen verborgen slijmerige paden
verliezen bloedsporen in spelonken
veertig vuile nagelranden weken schoon
jonge rimpelige vingers reiken naar de lobbige sterren
plukken razendsnel grauwe kruiken heffen messen
de algen zwaaien en ik
proef het zoute verval op mijn lippen knoestige kiezen malen
knarsend zuignappen fijn kokhalzen elastieken
waar zomerjurken klapwieken transformeren wij
roepen het beest aan
de geelwitte haren striemen vuile bekken
die voeten papagaaien
hoe verwoord ik het geluid van natte hielen op
blaaswieren kikkers?