U bent hier

Het sperwerpad

Als kind ging ik nog wel eens aan het eind van de vakantie
vliegeren bij de bosrand van het sperwerpad in het veld
Waar het hoge kuilgras werd gegroeid in mijn absentie
ging ik om te kijken hoe die vlieger door de lucht heen dwarrelt

Om weg te dromen terwijl de zwoele bries mij voorzag van zomergeuren
Was ik daar tussen de halmen, heel even in de eeuwigheid aan hogerwal
al was het maar voor een moment, ontsnapt aan de vaart der volkeren
Lag ik in de tijdscapsule van half volgroeid veevoer, een te zijn met het heelal

Ook al leek de tijd stil te staan, nu slechts een herinnering onbesproken
Ben ik jaren later, al lang het dorp ontgroeid
Misschien wel decennia heb ik de zomer niet geroken
Echter tot eergisteren bleef deze herinnering ongemoeid

in een vlaag van nostalgie ben ik naar de bosrand gereden
Maar tot mijn schrik was mijn fijnste jeugdherinnering ontsiert
Daar halverwege de eeuwigheid, zijn nu bouwwerkzaamheden
Smakeloze nieuwbouwwoningen door gierige banken gefinancierd

Hoe hebben projectontwikkelaars daar kunnen staan aan die bosrand
en niet de twinkeling kunnen zien in het ruisen van het gras
Waarom hebben ze mijn heelal vervangen voor zo'n lelijk woonpand
Smakeloos opgetrokken uit beton en glas

Vanuit zijn zolderraam kijkt een jongen dromerig richting het sperwerpad
Zijn ouders zijn hier gaan wonen zodat hij kan spelen bij de bosrand
Hij tuurt en vraagt aan zijn moeder, die opkijkt van haar roddelblad
"Waarom staat die oude man daar zo verdrietig, met die vlieger in zijn hand?"

© Pim van Driel, 2017