Bedankt dat
ik zolang bij je mocht zijn
Geen kus
Je nam mijn hand
dichter kon niet
Bloed
Van jou?
Neen
Van een dier
Niet van een mens
(zo kon het lijken)
Of
Soms bloedt mijn neus, zei ik
Dat gebeurt ook mij, zei jij
En de anderen
Dat wist ik
Het bloed is het zaad van het leven
Je keek
Je zocht mijn ogen
die op de vlucht gingen
geen kant meer uit
al een tijd
Och, ook haar handen nu onder het bloed!
Ik ben een slachterszoon, zei ik
thuis altijd overal bloed
mijn vader nog erger
(wat een laaghartig excuus:
die doodbrave man nu in het geding,
met zijn vlijmscherpe mes)
Wegwassen hielp soms
een tijdlang
maar nooit ten gronde
Het is omdat wij kwetsbaar zijn, zei je
sterfelijk
het stelpt nooit
We omhelsden mekaar
verstrengeld als nooit voorheen
Voor de laatste maal
Alom bloed