We waren tevreden
lui en zelfgenoegzaam
door de warmte van het kampvuur
en de deken van de drank
We legden blokken op het vuur
na de beuk het dennenhout
dat mooier knettert
We zegden dingen
die niemand hoort te weten
Je sukkelde in slaap
nadat de flessen leeggedronken waren
ik legde een dekentje over je heen
de zon kwam bijna op
Ik wandelde weg
ik hoefde me niet te keren
om een laatste maal te zwaaien
De dingen die voorbij zijn
liggen niet achter de rug
maar voor je uit
ze tonen je de weg
Wat verdwijnt
komt toch steeds dichterbij