we raakten elkaar niet aan
leunden elkaars blikveld in
jij zwaaide naar ons en toen ik ook
het was ongemakkelijk lief
we vonden de expositie allebei
saai en onoverzichtelijk, de vloer
was eiken visgraat
de schouw van marmer
een fijn gouden kettinkje
droeg je en witte cowboylaarzen
je nam appeltaart met slagroom
en je zei: kom
want de deur stond open
en er was niemand
alleen jij met je telefoon
en wie ik wilde zijn
via de spiegel lachte je
zo open naar me, maar ik
ben niet je moeder en dus
raakte ik je niet aan
maar toen we wegliepen
toch maar wel heel even
je droeg een
grof gebreide trui