Gevlogen vogels vluchten,
krijsende vleugels aan de horizon
De wind ligt aan de voeten,
houdt haar adem in en zucht
Wolken trekken langs sombere vergezichten,
nevel danst grijs haar droeve dans
In de verte klinken verwarde klanken,
magneet voor dolende zielen
De zee bevriest,
een ijskoude gelatenheid strekt zich uit
De maan fronst over het ongrijpbare,
geduldig en wacht
In mij nestelt de stilte,
weeft een web van zwijgzaam zout
Mijn stem verstomt tot een kreun,
hijgt tot een gekooide kerm
Tot de vogels mij zullen wekken
en de wind opsteekt
de mist optrekt
muziek juicht
zee smelt en
de maan
glimlacht
Tranen de wanhoop zullen wegwassen
en ik
met
een waterval van liefde
over je
blijf
spreken