Aan de rand van winter
wakker geworden
met tere veren
op het witte raam
en rijm op mijn bed
uitademing
als witte puntjes,
glinsterende kleine naaldjes
zigzag in de sleetse Aabe geprikt
Zoiets vraagt om
wondere woorden
Als ijskristallen
bevroren dauw
zweven ze
luchtig vluchtig
in de rijmrijpe lucht
van mijn jeugd