Droog van de wal
stapt hij bij haar aan boord
smalle passen
voorzichtig
tot hij voelt hoe robuust zij is
haar draagvermogen uitgedrukt in tonnen
zijn kilo’s vederlicht
Tastend krabbelt hij schilfers
van haar stalen huid
dromend
peinzend
onverzadigbaar zal zij blijken
ze wil geboend
ze wil geschuurd
ze wil ingesmeerd met liters verf
Liefde, laag op laag geduld
Onmiskenbaar is haar geur
over de drempel vermengen zij
ontvouwt zich het mysterie van haar binnenste
hoekjes, draden, knopjes, kieren
onder de vloer haar geheime vlak
Doortastend leert hij haar beter kennen
wil niet meer van haar af, ondanks
haar onhebbelijkheden
haar nukkig trekken aan de lijnen
haar piepen en knarsen
uit onverwachte hoeken
eist ze aandacht, elke dag
Met de avond valt het besef in
wiegend ligt hij bij haar in bed
het klotsen dichtbij zijn oor
zes millimeter huid is dik
genoeg, zeggen ze
Zinken doen ze niet
ze draagt hem
zoals ze zijn voorgangers droeg
en zijn nageslacht zal dragen