Niets is veranderd. De nacht gaat voorbij als
de nachten daarvoor en de bedekte spiegels
hangen als voorheen. Er is geen geluid, geen
rumoer of geritsel wat deze ochtend anders
maakt, en toch is alles anders dan anders.
De klok geeft geen uren aan en zwijgt: er
is geen tijd voor wie geen afspraken heeft.
Het regent de hele dag en morgen wordt
het al niet beter. De jas met jouw geur hangt
zonder doel ontheemd waar die altijd hing.
Onveranderd is de pijn, die kleeft aan de ankers
in de muur, kil en vochtig, massief en zonder
woorden alsof hij voor altijd verbergen wil hoe
zeer wij leefden met elkaar. Maar het is stiller
dan de afgelopen dagen. Het is stiller dan ooit.