U bent hier

Schaamteloze zinnen

Gulzige driften dichtte jij de wulpse wâifjes
toe, die in helse ramen aan de Ruysdaelkade
louter en alleen voor jouw genot poseerden.
Je verstijfde en zocht bescherming in de krul.
Gods adem vervloog in de hitsige avondlucht,
maar met zicht op deze steedse zedeloosheid
hijgden vrouwlief en de burgers van Katwijk
je in de nek. Je vreesde ‘n genadeloos dorps-
gericht voor het zwerven buiten het echtelijk
bed. ‘Van achter ut gaes vrete,’ zoals jouw
Kattukers zeggen, al schouwde je louter de
kade door gerasterde rondingen. Vuilughaid
liet zich dromen: zo bezitten en zo schaamte-
loos bezeten worden!
             Niettemin betoonden de bliksemse
beelden dat jouw skarrele kleverig behelpen
bleef. Je vatte moed, kwijlde het internet af.
Gulzigheid bleek verscholen in een alledaags
Vinex-appartementje. ’t Vrouwtje, kinderen,
familie, disgenoten in de kerk, dorpelingen
schoof je onaangedaan opzij – vrienden had
je nooit gekend. ‘Ik gaet hien,’ gromde je en
je vertrok.
             ‘Koester mij,’ fluisterde je haar toe.
Bronstig, verscholen achter rozen, kuste je ’t
wâifje en schoot een selfie. Daarmee sierde
je beider Facebookpagina. Morsig bezeten en
bezit verbloemd in roze-violet: veil genot.

Kattuk verwaaide, maar onweerstaanbaar
verscherpte ‘t wenken door de steelse geest
van de hoofdstedelijke krul. In de getraliede
welvingen verwarm je je aan bodemloze
begeerte die jou op sleeptouw neemt en je
in godverlaten duisterheid laat bláéuwbekke.

Doodse ramen; ontvleesd als een schedel.
Het virus versjteert niet, maar voedt: vlakke
kitteling trekt je naar jouw kust; eventjes,
dan stralen mobiele annonces voor privé-
ontvangst je tegemoet.

© Aart G. Broek, 2020