in de naoorlogse straat
zag ik om de hoek
onze lieve heer
een netje mandarijnen halen
‘waar gaat gij heen’ mijn heer
‘naar huis’ antwoordde de heer
‘mag ik een mandarijn’ vroeg ik
de heer knikte twee tot drie keer
en gaf mij toen heel zijn netje mee
‘en u dan’ vroeg ik aan de heer
‘ik lust geen mandarijnen’ antwoordde mijn heer
daarna hinkelde hij de weg
gods wegen blijven ondoorgrondelijk
dacht ik nog