Je deed me eerst niets, niets
meer dan het stof in een donkere
hoek waar men nooit aan dacht.
En ineens deed je het stof opwaaien
ik wou niets liever dan graaien naar
jouw intellect en opmerkzaamheid
boterhammen in het park
chocolade boodschappen
in de fleur van je leven
ondanks de donkere dagen
wisselwerking wou niet helemaal
je zou alleen door zwaartekracht op
me kunnen vallen
energie was opgegeten
en toch de tijd altijd met je willen delen
dus liet het maar al te graag zonder het te weten
door jouw het-kan-me-niet-schelen opvreten.
Nooit zou de tijd de wonde
helen, twee jaar lang
en ineens op de trein werd
de wonde een haast
onmerkbaar litteken.