Een olifant leek erg ontdaan
net nadat hij was opgestaan.
Hij zag de plooien in zijn slurf
en zei al snikkend: “O! Ik durf
niet naar de slurfenstrijker gaan,
mijn hele slurf is naar de maan!”
Toen hij jeuk kreeg aan zijn kloten,
grabbelend tussen zijn poten,
is hem een lichtje opgegaan;
al zijn gejank was gauw gedaan:
Zonder slurf was ’t blijven jeuken
en hij kon er – dat was ’t leuke –
al wrong hij zich zelfs op zijn zij,
zonder slurfplooien echt niet bij.