U bent hier

Koestering

Ik vroeg me af
of ik de zon nog wel herkende
In het laaiende vuur van de achterwand
worstelt de gouden bal
vastgezet met kartonnen spijkers

Ik vroeg me af
of ik de zee nog wel herkende
water is overal golfslag, die overspoelt
zee van ongetemd plankton en gestold zand
verdrinken is een mogelijkheid

Ik vroeg me af
of ik het vuur nog wel herkende
met blikseminslag is dat geen probleem
het vertelt van een groeiende snelheid
die mensen inhaalt als ze hard lopen

Ik vroeg me af
of ik de aarde nog herkende
maar iemand zei: daar ben je al
dat schreef ik op want paden zijn soms
afgezet, minstens een tang voor prikkeldraad

Straks verzamel ik de elementen, verberg ze
als een late last in mijn geboortegrond, niet
om ingewikkelde redenen, niet uit een
verre onrust die zich in me nestelt en evenmin
om mijn ruggengraat te rechten

gewoon om het licht te kussen, de zachte
koestering van zon, met de vallende ster
inslapen, het gezicht natrekken op de wassende
maan, de koele doop van water en langzaam
de hemel, het laatste zicht, blauw, wit, blauw

© Helma Michielsen, 2017