ik sta op de toppen
van gehoopte gevoelsbergen
en eigenlijk glijden de wolken
voor de winterse zonneschijn
maar omdat ik zo hoog sta
houd ik de schaduw tegen
met m’n traag zwaaiende armen
draai ik de wind langzaam terug
naar het oude treurnisdal
en als ik dan toch afdaal
zal ik vliegen over ’t veld
stampend & dampend van plezier
de frisgeblazen liefde voeden
met de laatste lichtstralen
zoals ik nu doorwaai
kan menigeen opgelucht zijn
en zij die de storm liggen laat
de warmte