U bent hier

Hoe vaar jij vroeg zij en ik antwoordde

vroeger is een fles waarin ik brieven stop
van wat later moet gebeuren
iemand vist de boodschap vast wel uit het water
dus ik gooi zo vaak ik kan verlangens in de zee
vroeger is een witte vlag half verborgen in het zand
omdat ik nog niet weet of ik wel vrede wil
oorlog komt onaangekondigd, mijn soldaten zijn nog niet paraat
vroeger ben ik kwaad
takken afgesnoeid onbedoeld zorgen voor een zooitje
vroeger stopt ook nooit
het gaat maar door tot gisteren

nu is een moment waarin je kan gaan zitten
om tevreden rond te kijken naar wat is
en wat niet, tot aan de rand
zoals ijs dat op de vijver een laagje vormt
en water tot een afgeronde plek maakt
verder dan het nu kan niemand komen
nu is een versperring
ga ik door dan komt de opgebroken weg
waar de toekomst zich nog bouwt
soms neem ik het risico en glip toch langs het hek
vind een sluiproute
want nu bestaat ook in voortdurend onderweg zijn
nergens vandaan naartoe daartussenin
zoals een flamingo die zich uren poetst
en verdwijnt met kop tussen de veren
poetsen is niets anders dan te eren dat hij zelf bestaat
ik vlieg dikwijls rond het nest
doe er eeuwen over om te landen in het nu

zie de toekomst als een streep waar tinten zich vermengen
en contouren zachtjes zichtbaar zijn
als ik kijk zonder verwachting dan ontstaat het wel
wil ik te snel dan wordt de kleur een harde schaduw
van dat wat ik al ken
toekomst is een brandende kaars
op een lepel die wordt aangereikt
langzaam eet ik licht tot het dooft in mij
tot slot
mijn toekomst is een gletsjer die smelt
het glinstert openingen in de verte waar kansen bestaan
ik vaar tijd tegemoet als de brief in een fles die ik zelf wil lezen

© Judith Lengkeek, 2018