In de verte dansen de hijskranen een metropoolse wals.
Stijfjes draaien ze om elkaar heen zonder contact te maken.
De metronomische danspassen verplaatsen bouwstenen van een yuppendroom.
Bouwen ze een toren van Babel tot aan de hemelpoorten van het burgerlijk genoegen.
In gezegend huis en haard spreken ze met dure woorden in een taal die ik vergeten ben te spreken.
En terwijl de stad zich vult met grootstedelijk onroerend gedachtengoed wordt ik in vreemde zinnen verzocht mij naar Elders te verplaatsen.
Met woning genoten spreek ik in makkelijk vervangbare naambordjes waarin wij de vorige bewoners herkennen of die daar voor.
Twee talen die ooit straatnamen deelden.
En nu in compleet verschillende steden wonen.