De wind zijn span ontsnapt
rijdt zich klem op de drempels van dorpen
herraapt zich verward, rukt zich los van die valreep
en had ook geen verzet verwacht
wie weet zoekt hij zijn menner nog, wie weet
welke rede zijn ruisloze vlucht overstemt
met toonloos geraas door de luwrijke parken
langs bedevaartsoorden van akker en strand
waar in onze hulzen gesprekken met goden
verstommen tot witte begriploze klank
de stad ondertussen blijft doof voor die stilte
de dommen hier beieren hopeloos Bach.