U bent hier

Den trein

Ik hoor den trein afkomen,
gestaag
rolt em,
bolt em,
traag
en buldert door den bocht.
Zonneschijn,
al tijden
mij ontnomen,
bezielt
mijn mijmering
vandaag.
Waar ik gisteren mijn ziel voor verkocht,
stel ik vandaag
in vraag.

Gevangen ben ik,
verlangen doe ik
naar vrijheid,
mij ontnomen.
Toekomst, ik moest u vernielen,
Ik heb het zelf gezocht.
Ik kan bidden,
knielen,
dromen.
Aan ’t uitzitten van mijn straf
zal ik niet ontkomen.

Terrecht ben ik veroordeeld,
ik rot weg in een donk’re cel
en weemoedig hoor ik
hoe bijvoorbeeld
den trein passeert, zo snel..

In grote tegenstelling tot den tijd
die tergend traag,
kermend, piepend, krakend
kruipt
en geheid,
laag om laag,
tergend traag
gelijk vochtig geworden zand
door een oude zandloper druipt.

© A.F. De Graef, 2022