U bent hier

De vlieg

De levenden verpletteren de vliegen
massaal
op vloeren onder schoenen
onder slippers
op wanden onder klaphanden
onder meppers
(op het plafond zijn de vliegen heilig onaanraakbare wezens, onschendbaar)
De doden slapen met open ogen
Ze staren naar het plafond
In het craquelé lezen ze de weg uit het labyrint
Een zwarte vlek (levend, beweeglijk, een vlieg?) brengt verwarring, verspert hen de weg
Dan toch geen verrijzenis?
In de nacht openen de levenden hun ogen
De zwarte vlek is nu omvattend groot
Er is geen weg, want geen eind geen begin
Opgesloten (in het wezen van het bederf) is hun angst claustrofobisch
Ze tasten opzij – leegte
Dan toch geen redding?
In de morgen is de vlek gekrompen tot een vlieg in het craquelé
Daaromheen is alles terug: met het licht de geluiden, de dingen, zelfs de liefde en het avontuur … dat hele verpletterende leven
En ook de moed: ze laten zich niet langer door een vlieg afdreigen!
De levenden hebben de ogen van de doden gesloten

© Eric Deprez, 2021