U bent hier

De verwarde narren

Dwazen in een waas,
schijnbaar doelloos rondwarend in een stad vol kleuterige bedrijvigheid.
Levend in een bubbel, beschermt door illusies.

Kamers, vaag van de rook, verdoezeld als hun bewustzijn dat
zachtjes toegedekt met een deken van onwetendheid
dit beschouwd als tijd om te slapen.

Daar slenteren ze,
gekozen onwetendheid siert hen in het garnizoen der idioten.
De wereld om hen heen waart rond,
de dwazen in hun wazen latend tot zij worden verslonden door de eeuwige vraatzucht van het niets.

Zittend staan zij stil, de kamers verpauperen: een gevangenis van rook die hen boeit.
De wereld om hen heen raast, maar weet hen niet te boeien.

De rook is ze naar het hoofd gestegen, daar liggen ze nu: gevallen.
Het gaat met vallen en opstaan. Kruipen is nog te veel voor wat er gebeurt.
Daar liggen ze nu: vrijwillig uitgeteld. Niet in staat te slapen, niet de wil om wind te vangen.

Is het lachen ze vergaan? De wereld draait, de wind waait.
Hun stramme knieën, al knikkend komen ze in meer beweging.
Ze kijken en ze lachen: om hen over hen hen lopen de dwazen de optocht van achterlijken.
Ze staan op.
Al wankelend treden ze aan in de warrige, wazige wereldwandel.

© Jan de Jong, 2019