De strandjutter van Ouddorp wist
waar het ooit vruchtbaar was
op de grens van land en water
Hij danste op zijn woorden
langs het strand maar
de zee gaf hard water, brokken dood
Soms een vreemd fluisteren van de sterren
daar ver achter de branding
op de zee, een krachteloos gemurmel
Dan sloeg het licht van de vuurtoren
zo helder op zijn oren, hoger, hoger,
kijk niet zo naar beneden, kijk toch met je hart
De wind had het lege strand vastgezet
Hij herinnerde wel woorden, en het stuk
gerafeld touw in zijn weke droge hand
De meeuwen schreeuwden, smeekten
fluisterden, hoger, hoger, dan deze
lucht daar is hij, ben jij, kun je niet.
De meeuwen schreeuwen, smeken,
hoger, hoger..
De strandjutter…hij hoort ze niet.