U bent hier

De Gulp

Ik zie de afgrond liggen
- afgrondje
en denk: 'ik ben niet in Nederland.'
en ik zie:

een houten hek,
een houten boom,
tientallen houten bomen
kriskrassen over de helling
van modder, krijt en gel.

Herfst heeft hun bla'ren
nog niet doen blozen
en er staan nog rozen
verderop in bloei bij 't kruis.
Het zonnetje brandt
in volle nazomersterkte
op mijn vel.

'Ruis, ruis,' zegt de rivier
- de beek
daar benee'
sprekend in mijn moedertaal.

'Klets, klets,' zegt een Hans,
lullen de bejaarden
op hun beurt
sprekend in mijn moedertaal.

Een tekkel blaft.
Takkie tilt op zijn achterpoot.
Tegen het houten hek
klatert zijn plas.

Een kind heeft
- Storm
in zijn hand drie houten takken
- stokken
en slaat de stokken door de lucht.
'Ik dood de wolf'
fantaseert hij
luidop.

Ik zie het afgrondje liggen
- afgrond
en denk: 'Ik ben wél
in Nederland.'

© Martina Trommels, 2023